De Hollandse Herder

De Hollandse Herdershond is er in drie variëteiten, de kort-, lang en ruwhaar. Het is een middelgrote, middelzware hond; de reuen worden 57-62 cm en de teven 55-60 cm hoog. Het gewicht van de reu is ca. 30 kg en van een teef ca. 25 kg. De kleuren variëren van zilver- tot goudgestroomd en bij de ruwhaar is ook blauwgrijs en peper-en-zout toegestaan.

De 3 variëteiten

Korthaar

 

Langhaar

 

Ruwhaar

Oorsprong
De Hollandse Herder is een oud landras van Nederlandse oorsprong. In
vroegere eeuwen had men op het platteland, bij de herders en boeren, een
veelzijdige en gezonde hond nodig. Een manusje van alles die aangepast was
aan het harde en karige bestaan van die tijd. Een hond die graag werkte en
dat ook nodig had. Zijn taken waren o.a. het zelfstandig hoeden van de
schapen, op strooptocht gaan met de herder, de hondenkar trekken, boerderij
en familie bewaken, etc. De Hollandse Herder en zijn baas spendeerden veel
tijd met elkaar. Met een luie of ongehoorzame hond kon niet gewerkt worden.
Deze achtergrond verklaart de oorsprong van de karaktereigenschappen die
tot op heden niet veel veranderd zijn. Sommige exemplaren bleken later ook
zeer geschikt om in te zetten als moderne werk/sporthond.

Geen modehond
Een Hollandse Herder is – zelfs in Nederland – een niet zo bekende
hond en dat is hij ook nooit echt geweest. Menig trotse eigenaar die met
zijn pup over straat loopt zal moeten vertellen aan een toevallige
voorbijganger welk ras hij aan het riempje heeft. Vooral als het een jonge
langhaar betreft kunnen kinderen heel onschuldig vragen: ”Is dat een wolf
of een hyena?” Een bekende kynoloog schreef al in 1910 over de Hollandse
herder:”…het meest in uiterlijk den wolf nabijkomend”. Dit klopt natuurlijk
niet helemaal, maar de Hollandse Herder heeft nog wel degelijk trekjes van zijn wilde voorvader.

Karakter
De rasstandaard zegt over het karakter o.a.: aanhankelijk, gehoorzaam, volgzaam, waakzaam, paraat, zeer trouw en betrouwbaar. Ook komen we in de algemene beschrijving de term met intelligente uitdrukking en levendig temperament tegen.

Hier willen wij graag een kanttekening bij maken. De zojuist genoemde
eigenschappen klinken namelijk als ideaal. Het is jammer, maar de ideale
hond bestaat niet. De genoemde eigenschappen zijn zeker niet uit de lucht
gegrepen, maar er zijn natuurlijk ook negatieve eigenschappen. Die worden
niet genoemd. Zo hebben nogal wat exemplaren een behoorlijke jachtdrift.
Lopen met een hond die of achter fietsers aan gaat of konijnen veel
interessanter vindt dan zijn baas, vergt het nodige geduld. Een dominante
reu die andere reuen niet in zijn buurt wenst, is vaak ook niet fijn. Het
zelfstandige en intelligente heeft soms ook andere effecten dan het
gewenste.

De Hollandse Herder is niet een hond voor iedereen. Hij heeft een
duidelijke, consequente en positieve opvoeding nodig. Ontbreekt dit, dan
zal hij de hoofdrol gaan spelen en wordt hij – buiten zijn schuld om! –
bestempeld als probleemhond. Bovendien moet bij aanschaf serieus rekening
gehouden worden met de achterliggende lijnen van de hond, want zeker bij de
kortharen is er wel degelijk een verschil tussen werklijnen en
gezinshonden. Als men bedenkt dat een gezinshond bovengenoemde
eigenschappen al heeft, is het belangrijk te bedenken dat een Hollandse
Herder uit een werklijn veel meer nodig heeft (en dus vaak ook een ander
soort baas) dan de Hollandse Herder uit reguliere lijnen.